Soms maak je dingen in je leven mee die je heel tof en bijzonder vindt, maar tegelijkertijd voor mixed feelings zorgen. Je geniet van iets waarvan je weet dat dit niet de manier is, waarop er van genoten mag worden. Zo begon vandaag iets heel moois, maar gaf het een ietwat bittere nasmaak van misschien wel onwetend genot.

Om 05.30 kregen we een wake-up call van de receptie. Het was tijd om te vertrekken naar het strand en daar stond een vriendelijke Balinees op ons te wachten. De boot lag klaar en daar zaten we op een rijtje van 7, met de kapitein achterop. We gingen de zonsopgang bekijken op zee en aansluitend dolfijnen spotten.
Lovina staat bekend om zijn wateren met deze prachtige, intelligente schepsels en dat laten ze graag zien. De verkopers lopen met niks anders dan beeldjes en kledingstukken met print van de dolfijn. Ze zijn er trots op en dat is mooi, althans dat denk je dan.

Ongeveer een kilometer of 3 uit de kust, legt onze stuurman de boot stil. Het was rustig en je hoorde niks anders dan de machtige oceaan die zijn klanken over het water deed galmen. Heerlijk die rust. Het eerste daglicht verscheen en daarmee ook een stuk of 2 andere bootjes. Prima, de zee is groot genoeg en je weet dat je niet alleen van de zonsopkomst komt genieten en dolfijnen gaat spotten.
Hoe meer daglicht er verscheen, hoe meer bootjes er ook bij kwamen. De zon liet zichzelf eindelijk zien en bracht daarmee nog meer bootjes in de wateren van de dolfijn. De zonsopkomst was ook deze keer weer fantastisch. Wat blijft dat mooi en ik kan zeggen dat ik het op 3 eveneens fantastische plekken heb mogen aanschouwen.

Onze kapitein zei dat de dolfijnen elk moment konden verschijnen en we goed moesten letten op de bewegingen boven water.
De eerste dolfijnen werden praktisch naast ons gespot en het was een adembenemend gezicht. Nog nooit had ik een dolfijn in het wild gezien, laat staan van zo dichtbij.
We vaarden mee in de richting van de dolfijnen, die ondertussen weer verdwenen waren en even verderop kwamen ze weer even tevoorschijn. Ook de tweede keer net zo beeldschoon als de eerste keer.

Voordat ik het wist, was het aantal bootjes verdubbeld naar zeker 12. En nou komt, voor mij, de bittere nasmaak.

De bootjes bleven maar in aantallen toenemen en daarmee ook de 'hysterische' toeristen, die waarschijnlijk net als ik, voor het eerst wilde dolfijnen zagen. Op een gegeven moment waren tientallen bootjes met, opgeteld, zeker 100 toeristen aan het "jagen" op dit bijzondere zoogdier. Bij elke verschijning aan het wateroppervlak, doken de bootjes er bovenop als haaien die bloed roken. Iets moois en onschuldigs als het spotten van dolfijnen is hier in de loop der tijd een sport geworden door de toename van toerisme. Ik zeg niet dat toerisme slecht is en dat het spotten van dolfijnen slecht is, maar als je als inwoner van dit eiland zegt dat er steeds minder dolfijnen te zien zijn dan mag je je afvragen of het wel de juiste sport is.. Het is een wedstrijd geworden van welk bootje met de meeste toeristen zo dicht en zo lang mogelijk bij de dolfijn kan blijven varen. Waarom ik het zo heftig vond, was voornamelijk door het feit dat het hier nu laagseizoen is wat betreft toerisme...

Ik ben oprecht blij dat ik de dolfijn nog in het wild heb mogen aanschouwen, want het zal niet lang meer duren of Lovina moet het zonder ze doen. Het enige wat de souvenirs, de gedecoreerde straten en de fonteinen dan nog laten zien, is een plaats waar de dolfijn ooit zijn thuis had. Een thuis dat door ons is verstoord door er "te" voor te zetten. En we weten dat alles waar "te" voor staat, niet goed is voor je en in dit geval voor de dansers van de zee. Een vrije dolfijn is nog altijd beter dan één in gevangenschap, maar dit was weer een ander uiterste.

Eenmaal weer aan land, moest dit echt even binnen komen. Ik merkte dat ik er van binnen zeker door geraakt was. Niet alleen door de schoonheid van deze mooie dieren en hun gewoontes, maar ook door de massale aandacht die ze kregen. Het was too much en dat beseffen ze hier helaas niet. Ik had het over onwetend genot en zo voelde het. Ik wist niet wat ik er mee aan moest en wat ik precies moest voelen, behalve dat dit niet iets is wat ik een tweede keer zou doen.

Zo! Het Greenpeace moment hebben we gehad en nou gaan we weer verder op de oude, vertrouwde tour!

Het ontbijt was naar binnen geschoven, de koffers in het golfkarretje en WhatsApp deed het eindelijk weer. Appelmoes had opnieuw de airco al laten voorkoelen en we gingen op weg naar de Jungle Trekking. Gisteren viel ik tijdens het schrijven bij iedere zin in slaap dus ik heb vandaag tijdens het "wiebeling", combinatie van "Wobbling" en "Wiebelen" bedacht door Y. Vrijhoef, in de bus veel geschreven.

De rit duurde daarom ook niet al te lang voor mijn gevoel. Op 2400 meter hoogte mochten we de Toyota Hiroshima verlaten en werden we welkom geheten door de boys van de Jungle Trekking. Onze gids door de Jungle heette Mooio. Er werd al snel "Klojo" van gemaakt en onze expeditieleider kreeg zelfs de uitleg van het woord. Zoals alle andere gidsen die we gehad hebben, lachen ze allemaal om onze grapjes. Die fooi moet ergens vandaan komen natuurlijk.

We kregen onze wandelstokken opgemeten en uitleg over de tocht.
Het begon met een afdaling van bijna 2400 meter langs en door prachtig groen, met hier en daar een uitzicht op het grote meer. Als een echte Tarzan surfde ik over de boomstammen en slingerde samen met de Makaken door de Jungle van Bali. Geregeld tikte ik als een ondeugende aap de wandelstokken van mijn expeditieleden omver, maar dankzij mijn snelheid door de bomen kregen ze me toch niet te pakken.
Volgens Klojo leven er in deze jungle voornamelijk Makaken, Civets (die katachtigen van de koffiebonen), vogels die je toch niet zou zien door hun groene kleur en natuurlijk een hoop insecten. U raadt het waarschijnlijk al, we hebben ze allemaal niet gezien. De Makaken stonden te flyeren langs de weg en de Civets hadden uitgerekend met onze tocht koffiepauze.

De tocht door de buitenafdeling van de Intratuin duurde ruim 2 uur en ik liep, zoals gewoonlijk met dit soort activiteiten, achteraan. Het voordeel van achteraan lopen, was dat de karavaanleden voor mij het pad spinnenwebben en dergelijke vrij maakte. Het nadeel was dat ik natuurlijk wel gezien kon worden als het zwakke kalfje en daarmee een uitstekende prooi was voor de tijger. Gelukkig was Daniëlle de enige tijger in deze Jungle! *raawwrr!*

Door al het groen klimmen, klauteren, vallen, opstaan, glijden en natuurlijk foto's maken, beschrijft deze tocht in het kort. Op een gegeven moment werden we gewezen op de poep van de Civet, waarin de koffiebonen zaten die gebruikt worden voor de koffie. Althans dat dacht men, maar achteraan lopen brengt nog een voordeel met zich mee en de Saté Babi van gisteravond was echt niet goed gevallen.

Er kwam voor mijn gevoel geen einde aan deze groene avondvierdaagse dat ik begon te denken dat we nieuw land zouden ontdekken.

Onderweg nog twee verdwaalde 'Temples of the Lost Hark' gevonden en uiteindelijk kwamen we uit bij het meer, waar de dubbelkano's met personeel op ons lagen te wachten. We werden naar de overkant van het grote meer gebracht en daar stond nog een Tempel. BoesBoes was hier ook en we vetrokken na een koel drankje en het voeren van een Balinese Hond, richting de Ulun Danu Tempel.

De Ulun Danu Tempel is een Balinese Pura, een hindoeïstische tempel bij het Bratan-meer. De tempel is gewijd aan de godin Dewi Danu, de godin van het water, meren en rivieren.

Ik had het idee dat ik aangekomen was bij een Tempel waar ik een eindbaas van Final Fantasy kon oproepen.

Kiekjes geschoten, de ouders van Bruce: Martha en Thomas gezien en de party of 6 vervolgde hun reis naar de Bali Swing.

De Bali Swing zag eruit als een een hele grote speeltuin. Overal verschillende schommels die je op een hoogte zouden laten doen zweven en rijtjes van toeristen die op hun beurt staan te wachten. We hadden van te voren hoge verwachtingen van de Bali Swing, letterlijk en figuurlijk. Het dal was helemaal niet zo diep, er was geen uitzicht over de ongerepte wildernis en nogmaals, het zag eruit als een speeltuin. Afijn, we zouden het gaan doen en wij door naar de kassa. Of we even een aansprakelijksheidsformulier wilde invullen en dan ruim €35 af wilden rekenen, per persoon.
Een kwartier later kwamen we aan in het hotel.

In onze reisgids stond dat we in het Graha Monding Woodhouse resort zouden verblijven, maar dat bleek het Saren Indah resort te zijn. Zag er ook heel goed uit en bevindt zich praktisch in de rijstvelden dus helemaal prima. Ingecheckt, welkomstdrankje, fris handdoekje en het nieuws dat het zwembad buiten gebruik is. Vlak voor dit bericht dachten we dat het groene water misschien een natuurlijke kleur zou zijn, net zoals we dat bij de Pickwick baden hadden gezien. Het bleek niet zo te zijn en we mochten gebruik maken van het zwembad van de buren. Als het zwembad morgen nog niet gefixed is, krijgen we een gratis lunch aangeboden van het resort.

Bij aankomst in onze kamer, eerst Kermit eruit gewerkt.

Ik besloot om in het resort te blijven, terwijl de andere 5 badgasten naar de buren vertrokken. Ik had wat schrijfwerk om in te halen en wilde tegelijkertijd bij komen van de National Geographic tour door de jungle en het gevecht bij de water tempel. Heerlijk geslapen.

Na het douchen en omkleden buiten de deur gegeten en Skip-Bo een avond ingeruild voor Triominos. Ook hier hoeven we het verder niet over te hebben.

Morgen hebben we een vrije dag en dat houdt in dat er geen geplande, vooruit betaalde activiteiten op het programma staan. We hebben besloten om Ubud in te gaan en terug naar het hotel te slingeren door The Monkey Forest.

Zo blij dat er geen echte tijgers in die jungle waren..

Patrick